Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Wanneer iemand tegen zijn naaste zal gezondigd hebben, en [56]hij hem een [57]eed des vloeks opgelegd zal hebben, om zichzelven te vervloeken; en de eed des vloeks voor Uw altaar in dit huis komen zal; 56. Te weten, de naaste, tegen denwelken gezondigd is. 57. Hebreeuws eigenlijk, vloek, of vervloeking. Versta, een eed van den rechter opgelegd, die in gewichtige zaken geschiedde, met zijns zelfs vervloeking zo men valselijk zwoer, en dat zeer plechtig voor het altaar, om den zweerder te meer tot aandacht en vrees te verwekken. Vergelijk Ex.22:8; Num.5:15,16,17,18, enz.